Welke beperkingen vertonen kinderen in het Praktijkonderwijs op het gebied van muziek en hoe speelt u hier als muziekdocent op in?
Bruscia gaf in 1981 aan dat kinderen met verstandelijke beperkingen gemiddeld minder presteren dan hun normaal begaafde klasgenoten op het gebied van het onthouden, herkennen en vergelijken van melodieën en ritmen. Het gevoel voor tonale verhoudingen ontwikkelt zich langzamer dan bij kinderen met een gemiddeld IQ.
Diverse onderzoeken geven aan dat de achterstanden die kinderen met een verstandelijke beperking vertonen in hun muzikale ontwikkeling vooral te verklaren zijn vanuit een problematische waarneming. Mak noemde hiervoor in 2004 een aantal oorzaken, die ik nu met u zal bespreken.
Kinderen in het Praktijkonderwijs vertonen beperkingen in het verwerken van informatie.
Segmenteren is het aanbrengen van structuur (het opdelen in secties, zinnen, deelzinnen, motieven en toonafstanden [intervallen]) in de geluiden die door het gehoorsysteem zijn opgevangen. Het kunnen segmenteren is gebaseerd op aangeboren mechanismen zoals de Gestaltregels:
- De regel van nabijheid: tonen die elkaar met een bepaalde regelmaat opvolgen, worden gegroepeerd.
- De regel van gelijkheid: tonen die in toonhoogte, klanksterkte, timbre, articulatie, toonhoogte-interval en/of toonduur gelijkenis vertonen, hebben een grotere kans gegroepeerd te worden.
- De regel van het gemeenschappelijke lot: tonen die op dezelfde wijze veranderen, worden gegroepeerd.
- De regel van herhaling: eerder waargenomen toonconfiguraties drukken hun stempel op toonreeksen die daarmee een gelijkenis vertonen.
In de Gestaltpsychologie gaat men er vanuit dat kinderen de wereld om hen heen eerst als een homogene totaliteit ervaren en later als een gestructureerde heterogeniteit. Daarom is het van belang kinderen altijd eerst een heel muziekstuk aan te bieden, alvorens je de delen van dat geheel laat ontdekken door kinderen. Dit betekent dat je zowel in de onderbouw als in de bovenbouw een lied als geheel moet aanleren en niet als een verzameling losse zinsdelen (oftewel: via de ‘papegaai-methode).
Het richten van de aandacht en verwerken van akoestische informatie wordt onvoldoende gestimuleerd bij kinderen in het Praktijkonderwijs, waardoor de automatisering van segmenteerhandelingen, die het verwerkingsproces versnelt, uitblijft. Hierdoor wordt ook het verwerven van impliciete luisterkennis moeilijker.
Impliciete luisterkennis omvat kennis waarvan een kind zich niet bewust is dat het deze heeft en waarvan het zich niet bewust is van de wijze waarop hij deze heeft verworven. De impliciete luisterkennis is een voorwaarde voor de expliciete luisterkennis; hierbij kunnen luisteraars benoemen wat ze horen, deze kennis bewust toepassen bij het musiceren, het beoordelen en het componeren van muziek.
Kinderen in het Praktijkonderwijs hebben moeite met het reguleren van de aandacht. Sommigen hebben een gebrek aan neurale energie waardoor er structureel sprake is van een aandachtstekort. Hierdoor wordt niet alle informatie goed verwerkt en worden de kenmerken van muziek die segmentatie uitlokken, niet altijd opgemerkt.
De leerlingen hebben problemen met het waarnemen van vorm (in spraak en muziek). Ze zijn minder sensitief voor het oppikken van informatie die belangrijk is voor het waarnemen van vorm. Vormen die kort of gedeeltelijk worden aangeboden, worden moeizaam herkend door kinderen in het Praktijkonderwijs. Afleidende prikkels hebben een sterker negatief effect op de waarneming en herkenning van vorm dan bij kinderen in het reguliere onderwijs. Indien de vorm in taal en muziek goed waarneembaar zijn, tonen spraakklanken in een langzamer tempo worden aangeboden en afleidende prikkels zoveel mogelijk worden geweerd, presteren de leerlingen veel beter. Handelingen die worden ingezet bij het luisteren (zoals: klappen, zingen, lopen, lezen) mogen het verwerven van impliciete luisterkennis dus niet belemmeren.
De kinderen hebben moeite met het automatiseren van kennisverwerving. Zij hebben twee keer zoveel herhaling nodig om tot het automatiseren van handelingen te komen en opname van kennis in het lange termijngeheugen dan kinderen in het reguliere onderwijs.
Tenslotte hebben de leerlingen een gebrek aan stimulatie van de luisterontwikkeling. De kinderen in het Praktijkonderwijs communiceren gemiddeld minder met hun omgeving dan normaal begaafde kinderen, bijvoorbeeld omdat zij last hebben van sociale angst. Door hun onzekerheid durven ze minder snel op iemand af te stappen en even een praatje te maken. Wegens negatieve ervaringen in het verleden, zijn de leerlingen vaak wat meer gesloten en in zichzelf gekeerd. Wanneer ze uit school komen, zitten veel leerlingen thuis achter de computer of gameboy. Veel leerlingen vinden het moeilijk om zich aan te sluiten bij verenigingen omdat ze zich hier niet altijd geaccepteerd voelen. Doordat de kinderen minder geneigd zijn contact te zoeken, zijn ouders en andere betrokken vaak ook minder responsief. Een gevolg hiervan is dat er tekorten kunnen ontstaan in de expliciete luisterkennis van de kinderen. In het muziekonderwijs moeten leerkrachten er dus voor zorgen dat de muzikale luisterontwikkeling wordt gecombineerd met de spraaktaalontwikkeling.